Herman Pennekamp (84) neemt na 65 jaar afscheid van zijn ’grote liefde’

Leven lang trouw aan de Afsluitdijk

Mooi artikel in de Telegraaf van zaterdag 19 maart 2016 over ’onze’ unieke Herman. 65 jaar inzet met hart en ziel, geweldig!

 

Leven lang trouw aan de Afsluitdijk 
Herman Pennekamp (84) neemt na 65 jaar afscheid van zijn ’grote liefde’

19 MRT 2016 geschreven door Marie-Thérèse Roosendaal, foto Rob de Jong

Het leven van Herman Pennekamp is verweven met de Afsluitdijk. En niet alleen omdat ze hetzelfde geboortejaar, 1932, delen. Pennekamp, die al 65 jaar één baas heeft, werkte zijn leven lang aan het onderhoud van de dijk, en zo voorzag de dijk weer in zíjn onderhoud. „Duizenden keren ben ik eroverheen gereden. ’s Morgens heen en weer, ’s middags heen en weer.”

Op de Afsluitdijk wijst Herman Pennekamp naar het IJsselmeer. „De lucht, het water, het kleurt altijd anders, geen dag is hetzelfde. Als na strenge winters de dooi inviel, kruiden de ijsschotsen de dijk op, over elkaar heen, dikke plakkaten. Een prachtgezicht.” De 84-jarige kent de dijk als zijn broekzak, meter voor meter.

Lenteblauw is de lucht, met wat witte wolkenvegen. Bedrieglijk blauw, want de wind scheert straf over de Waddenzee. Spel van elementen. Aan de andere kant kaatst de lage zon schelzilver terug van het pastelgroen IJsselmeer. Niets dan water, links, niets dan water rechts. Asfalt tussen zilt en zoet.

Onzichtbaar nog, aan de einder, ligt Friesland. Weg zonder afslagen, maar mét file, aan de andere kant. „Het is weer raak, de brug staat open”, zegt Herman Pennekamp. Duizenden keren moet hij dit stuk A7 hebben afgelegd, 32 kilometer heen, 32 kilometer terug. „Twee keer op een dag. ’s Morgens heen en weer, ‘s middags heen en weer. In het begin was het tweebaans, één rijstrook heen, één terug. Zie je daar die stokken? Palingfuiken. Gevist wordt alleen nog aan de andere kant.”

In 1932, het geboortejaar van Herman, sloot de Afsluitdijk zich en was de Zuiderzee voorgoed verleden tijd. Nu, in 2016, gaat de dijk grondig op de schop en gaat de 84-jarige Pennekamp in mei op zijn lauweren rusten. Hoewel, hoewel… Dát valt nog maar te bezien.

Want zeg je Herman, dan zeg je arbeid. Ging hij op zijn zestiende aan de slag, vanaf zijn negentiende is hij in loondienst van aannemer Klein Wieringen in Hippolytushoef, een familiebedrijf. Richt zijn pretoogjes op baas Piet Klein: „Ik ben bij Piets opa begonnen.”

De mythe Hansje Brinker valt in het niet bij dit echte staaltje Hollandse heroïek. „Door de jaren heen was er veel werk aan de dijk. Gaten opvullen. De zeekant verstevigen. Reed ik met de wagen schuin het talud af, en kiepte de lading stenen. Daar”, zegt hij als we Breezanddijk passeren. „Daar ligt een bultje stenen.” In hedendaags jargon is het een berg.

Op een oude foto staat een jonge Herman met een lasapparaat in de sluisput. „Toen deed een aannemer álles aan de dijk. Ongeluk gebeurd, zetten wij de wegafzetting neer. Of ik zat in de sneeuwploeg. Eén winter gingen we de dag voor kerst aan de slag, raakten we ingesneeuwd, kwamen we pas Tweede Kerstdag thuis.”

„Spierballenwerk was het. Het afzinken van de zinkstukken met steen werd met de hand gedaan. Nu gaat dat allemaal hydraulisch. Niet zo zwaar als de bietencampagne hoor, dan zetten we alles op alles. In dat seizoen was ik ’s avonds zowat te moe om te eten. Maar de andere dag ging ik weer blijd aan de slag, hoor”, klinkt het in het Wierings.

Pauze bij het beeld van De Steenzetter, van de hand van kunstenares Ineke van Dijk. „Heb ik zelf hierheen gereden.” Gnuift: „’t Standbeeld op z’n kont op de aanhanger. En ik heb het eigenhandig neergezet, in 1982. Het eerste beeld is gestolen, dit is het tweede.”

Een dik-ingepakte Rus, berenmuts tot ver over de oren, kijkt links, kijkt rechts, kijkt links… Pennekamp knikt naar hem, trots op zíjn dijk. „Op zondag rijden mijn vriendin Tinie en ik er ook graag over.”

Dijk van de grote getallen. Van 16 miljoen klinkers, en 13,5 miljoen kubieke meter keileem. Van gemiddeld 5000 mannen die vijf jaar continu aan de dijk werkten. Dijk die de woeste Zuiderzee temde, en de veiligheid van het achterland garandeerde. De dijk die het inpolderen faciliteerde. En nu de zee weer dreigt te winnen, gaat hij dus op de schop. Aannemer Piet Klein lacht: „Die klus is voor ons te groot. Maar als het elders regent, druppelt het hier.”

Herman stopt in mei, na 65 jaar bij het transport- en aannemingsbedrijf. Een dure kracht als het op jubileumvieringen aankomt. Uitbundig is hij gefêteerd, Herman 10 jaar, Herman 25 jaar, 30 jaar, 40, 50, 55. De vrouw en zus van Klein stelden een plakboek samen: Herman is groots bij Klein. „En ik ben ook geridderd!”

Tien jaar geleden had deze ijzeren Hein zelf een verrassing. „Toen ik 55 jaar in dienst was, klom ik het podium op. Geen mens wist ervan, ik had niets gezegd, zelfs niet tegen mijn vriendin Tinie en niet tegen mijn beide dochters.” Opzij schuift hij de halsopening van zijn trui, over de schouder en zo ontbloot hij zijn linker bovenarm. Zijn oogjes wachten twinkelend de reactie af. Op zijn biceps staat een tatoeage van het geelrode logo van aannemer Klein. Mooiere hommage aan zijn baas is niet denkbaar. „Mijn dochters vonden het afgrijselijk, misschien had ik het toch eerst moeten overleggen. Alleen met mijn schoonzoon en een plaatje was ik naar een tatoeëerder in Alkmaar gegaan.”

Salonwagen

De firma zit ín, ónder zijn huid. „Klein was altijd goed voor mij en ik stond altijd voor ze klaar. Kwam ik bij Piets opa, zei ik: ’Meneer Klein, ik ga trouwen.’ Hij keek me zo eens aan en vroeg: ’Gá je trouwen of móet je trouwen?’ ’Ik moet’, bekende ik. Kocht hij een salonwagen voor me waarin mijn vrouw en ik konden wonen. Later bouwde hij een dubbelhuis op het terrein, één voor zijn zoon, één voor mij. Ook toen mijn vrouw overleed wáren ze er voor me.”

Monteur, constructeur, chauffeur, je kan beter vragen wat hij níet heeft gedaan. „Ik heb alles geprobeerd en soms lukte het. Chagrijnig was ik als ik er niet als eerste was, tegen kwart over vijf ’s ochtends. Koffiezetten voor de mannen, dat vond ik mijn taak. Ze vragen nu vaak of ik op kantoor een bakkie kom doen. Maar dat doe ik niet, ik ga ze niet in de weg zitten bij vergaderingen. Zij hun werk, met het hoofd, ik het mijne. Niet mee bemoeien.”

Zijn domein, de werkplaats. Dopsleutels hangen op grootte, de vloer is brandschoon, daar legt hij eer mee in. Lijken de jaren geen vat op hem te hebben, zijn kracht taant. „Ik merk het, val ik in slaap voor de televisie. En dit helpt ook niet.” Hij stroopt zijn mouw op, een dik litteken kronkelt over zijn arm, twee vingers van zijn rechterhand zijn krom vergroeid. „Door een glazen scherm gekukeld, in mijn arm is veel beschadigd.”

Erg voor de man die het van zijn handen moet hebben. Mopperen kantoorklerken al dat ze tot hun 67e door moeten werken, Herman maakt het fluitend vol tot 84! „Haha, ja, mijn schoonzoon is al met pensioen. Mijn geheim? Dit bedrijf. Bij de Hoogovens ben je een nummer, hier ben ik Herman. Bel ik met een bestelling naar de firma Groot, zeggen ze aan de andere kant van de lijn: ’Ha, Herman!’ De jonkies ook wel ’meneer Herman’. Hier ben ik iemand.”

Nee, hij gaat niet met zijn Tinie klaverjassen en bridgen. „Dat tellen is niks voor mij. Misschien doe ik wel mee aan koersballen. Maar ik schuif niet achter de geraniums.”

De opruimdiscipline thuis voortzetten? „Het huishouden is voor de vrouw. Ik denk dat ik nog vaak hier in de werkplaats rondscharrel. Als het mag. Ik ben hier nou eenmaal ingemetseld.”

Foto Herman in De Telegraaf 19 maart 2016 Foto Herman in De Telegraaf 19 maart 2016